channel:1 ––  een avond met Ton Mars

 

 

2 uren aandacht voor het werk van Joyce ter weele

 

Tijdens deze avond presenteert een kunstenaar een werk dat voltooid is en kiest voor een passende presentatie. Werk en presentatie zijn onderwerp van een begeleid gesprek. De kunstenaar die zijn werk presenteert, geeft geen introductie op en beantwoordt geen vragen over zijn werk. Dit onder begeleiding van Ton Mars.

 

 

AANWEZIGEN

™ = Ton Mars

GH = Gisanne Hendriks

WW = Wim Warrink

JW = Joyce ter Weele

KK = Kiki Kruisdijk

 

 

Waar bij de vorige presentaties het werk op een tafel werd getoond, stonden er op de tweede avond twee presentaties aan de muur centraal. Er werden veel grote en kleine handelingen, materialen en papiersoorten geconstateerd. Ook deze avond werd het werk van dichtbij en veraf bekeken en geanalyseerd. Het werk zou iets van een landschap in zich hebben, tegelijkertijd zou het ook een herinnering kunnen zijn van ruimte. De beschrijving van een ruimte. De handelingen werden nagedaan om de grootte hiervan te benadrukken. Wat betekenen deze handelingen? Zijn ze heel bewust of onbewust aangebracht? Stream of consciousness, stroom van het bewustzijn, werd genoemd als advies om eens nader te onderzoeken.

 

Lees hieronder het hele gesprek >>>

 

 

™: Heeft het werk een titel?

JW: Ja, wil je dat weten?

™: Ja, dat is belangrijk.

JW: Mural project #2

 

™: Goed we beginnen. Dus roept u maar.

KK: Licht donker.

TO: Herhaling van vierkant herhaling van lijn, veel houtskool, verf, maar ik zie ook dat de verf dikker en dunner is aangebracht, droger gebruikt is. Er zijn verschillende papiersoorten verwerkt. Gescheurde vlakken.

™: Oke, verschillende handelingen en verschillende technieken.

 

kk: Het is groot.

™: Groot? In vergelijking met wat?

WW: Het is wandovertreffend.

KK: Als je er voor staat zou je het niet in één keer kunnen zien. Het vraagt om afstand, dan zie je de kleine dingen niet.

 

™: Is het koud of warm? Wat voor soort toon zou ie zitten, tussen 0 en 100.

WW: Op de 50 precies.

™: En de tertiaire kleuren? De secundaire kleuren met zwart of wit erbij.

WW: Die zitten er in en komen ook vaak terug. Sommige stukken zijn gewoon gebruikt, gecreëerd of geplakt.

™: Ik wil terug naar dat het opgemerkt werd dat het groot is. Waar vergelijk je dat dan mee. Toen was de reactie de muur. Dat is een reactie naar buiten, niet in vergelijking met je eigen lichaam.

WW: Het is inderdaad groot in vergelijking met mijn lichaam.

to: Dat is inderdaad waar, maar het is net hoe groot jezelf bent en ook hangt het af van de afstand met het werk.

 

 

WW: Hij bestaat uit twee delen.

KK: Daar ben ik het niet mee eens.

WW: Ik zie hier één groot deel waar kleine delen op zijn aangebracht. Hier een soort lijn en dan weer een deel met kleine delen.

KK: Oh, je bekijkt het echt vanuit het papier. Ik interpreteer het meer vanuit de vormen die ik zie. Deze kruising. Ik zou het in vier delen zien.

ww: Ja, ik heb het over het materiaal, de drager. De twee stroken papier.

 

TO: Contrast in vorm.

™: Oke, contrast in vorm. Ga je gang.

TO: De vierkante vorm ervaar ik als harder.

™ Dat is een interpretatie. Ik bedoel hier heel simpel zo objectief mogelijk dingen te zeggen, niet naar je gevoel te kijken wat het doen. Anders betrek je geschiedenis en andere dingen in het werk. Je betrekt het werk op je eigen gevoel en ervaringen. Daar kunnen we wel op doorgaan. Wat is zacht voor jou?

TO: Vooral de vorm, niet de lijnen.

™: Je bedoelt niet het wit, maar de contour van de vorm van het ronde. Het is grilliger en de vierkantjes zijn strakker en wellicht mechaniser. Oke, gaan we verder.

 

WW: Ik zie de ondergrond. Vaak. De drager zelf. Dat ie onaangetast is. De kleur van de drager komt naar voren bij de zachte vorm! Ook bij de hardere vorm trouwens.

KK: Mag je dan spreken van restruimte?

™: Dat zou ik voor de volgende fase bewaren. Jij ziet de drager dus overal doorheen komen, soms massiever. Dat is het wit wat jij als licht benoemde, Kiki.

KK: Ja.

TO: Verschillende materialen en omgangen daarmee. Grote en kleine handelingen.

 

™: Dus als je dat eens even pakt en je moet aangeven wat de actieradius is in dit werk, van groot naar klein. Wat zou je dat dan zeggen.

TO: Ik zie penseelstreken, krachtige.

™: Dus als je die aan je lichaam relateert. Er zijn soorten handelingen, uit de pols bijvoorbeeld. Sommige zijn van iets verdere afstand van het lichaam. Hoe ver zou ze hebben gestaan?

TO: Ik zie dat de handelingen verder doorlopen dan dat je ziet.

WW: Over doorlopen gesproken. Het beeld houdt niet op waar de drager ophoudt.

™: Hou even vast, Wim. Ik wil nog even op dat gebaar door. Waar zie je de langste lijn, de langste streek. Die uit één gebaar komt.

TO: Ik zou zeggen hier (links onder, red), er zit een evenredigheid in.

WW: Hangt er vanaf. Ik heb het idee dat het daar is doorgegaan. Dat die krassen er nog bij horen in die linkerhoek.

 

™: We zijn al een half uur verder en we hebben het nog niet gehad over structuur. wel over licht donker contrast. Het tekengebaar, de lengte, een beetje over de tonaliteit in grijzen en bruinen. Het is logisch dat kleur nauwelijks aan bod komt omdat het nauwelijks aanwezig is. Ik noem het begrip structuur.

KK: Trudy had het nog over verschillende papiersoorten. Over het gescheurde.

 

TO: Ik zie een overall compositie. Dat het niet in een kader past en alles doet mee. Het is niet dat het een klein iets is op het papier.

™: Je gebruikt een tegenspraak. Want dat sluit een compositie uit. Bij het werk van Jackson Pollock is het een overall compositie, maar als het één kleur heeft, een monochrome, is het ook een overall. Het is een begrip dat reageert op de compositie om iets van zichzelf uit te drukken of een spanning op te roepen, die een evenwicht onderhoudt. Iets groots tegen iets kleins. Tussen uitersten die toch in een balans zit. als dat goed is gedaan leidt die je door de gehele compositie. Heel globaal gezegd zien we het als een figuur en achtergrond. Het één ten opzichte van het ander. Je hebt symmetrische, asymmetrische composities en alles daartussen. Maar het is gecomponeerd. De structuur is dus eigenlijk dat alle delen gelijkwaardig zijn, gelijke groot. De meest perfecte structuur is een raster. Dat is de regelmatige structuur. Wat daar aan de muur hangt van jouw Trudy is ook een structuur. Compositie en structuur staan tegen over elkaar. Het zijn twee verschillende begrippen. Compositie heeft iets democratisch, alles is even belangrijk, roepen even hard of zijn even stil. Als je nu naar het werk kijkt is het het een compositie of is het een structuur, of een mengvorm. Daarmee stappen we nu de TWEEDE RONDE in!

 

 

WW: Ik ben er nog niet uit. Het wit vind ik nog steeds aanwezig, maar ik weet niet of dat de voor- of achtergrond is. Ik dacht eerst dat bij de rechter kant het witte meer de achtergrond was, maar de vorm is nu toch zo specifiek dat het er toch misschien de voorgrond is. In het midden heb ik wel meer het idee dat het witte de voorgrond is, maar als iemand anders het zwarte als voorgrond kan zien, ga ik daar ook zo aan mee.

KK: Je kan het beide ervaren. Het hangt er vanaf waar je op focust.

WW: Wat ik nu besef en niet kan, dat hierachter nog een drager zit en het witte er nog weer voor op ligt. Dat kan niet. Dat klopt niet.

™: Dus kort gezet is het in het midden ervaren jullie iets wat heen en weer gaat, iets wat naar voren komt, en naar achter gaat. Een soort push & pull werking. Het doet zich als voorgrond voor en wanneer je dat zegt, dan schiet het meteen naar de achtergrond. Wat voor uitwerking heeft het op je? Je hebt net dingen benoemd. Het werd groot genoemd in relatie met wat? Wat werkt er nog meer op je in?

TO: als kijker, wil ik er bovenop staan en tegelijkertijd wil ik het van een afstand bekijken.

kk: Het laat je niet met rust. Je wil dat witte vlak zowel dicht bij, als ver weg bekijken. Ik kan mijn ogen niet op één plek houden.

 

WW: Ik ga wel telkens naar het midden, naar ‘de rotonde’.

™: Dat refereert aan onze wereld, zodra je de rotonde noemt.

WW: Als je dat zegt, zou het een bovenaanzicht zijn en zou dat gedeelte de nieuwbouwwijk zijn, maar als je zegt dat is een zendtoren dan ga ik weer andere dingen zien.

TO: Ja, nu ga ik ook ander associaties zien.

™: Als dit nou een zendmast zou worden. Bij een rotonde kon je het meteen invullen met landjes en stedelijkheid. Wat wordt het dan?

WW: Dan worden het meer elementen. Dan wordt dit een verbinding eventueel. Dan wordt het gefragmenteerd. Hier kunnen bijvoorbeeld de kabels samen komen. Ik kan hier niet de vlekken duiden dan, maar ik ben nu volledig vrij aan het betekenis geven.

 

™: Zo vrij is dat niet.

WW: Dit heeft inderdaad alles te maken hoe mijn wereld in elkaar zit.

™: Dat is dus het moeilijke, dat je probeert met al je ideeën zo onbevangen als mogelijk te kijken, maar je kant niet blanco kijken. Je projecteert je eigen wereld in deze wereld, dus je probeert dingen te passen.

KK: Ik zie een gewricht hier in.

WW: Ja, dat kan. Ik ga meteen met je mee.

KK: Maar ik kan de rest dan niet rijmen, nog niet.

™ : Dat is een cruciaal punt.

WW: Je wilt bevestiging als kijker. Als dat dat is, dan moet er nog een element zijn die dat bevestigt.

KK: Ik moet de hele tijd aan Berlijn denken.

ww: Waarom?

KK: Door die mast.

WW: Ik moet aan Smilde denken.

 

™: Trudy, ben je nu geblokkeerd door wat hier wordt gezegd?

TO: Ik zie ook het landschap. Niet zozeer een rotonde, wel een vlakverdeling, maar nu ik verder zie zie ik ook een organische vormen van de natuur. Aan de linker kant zie ik een soort tak en zie ik een soort grote boom.

™: Een landschap. Wat is jouw standpunt?

TO: Het is een beek. Vanuit mijn persoonlijke associatie. dan zie ik een vloeibare vorm,

™: Ik bedoel letterlijk het standpunt.

TO: Ik zit in een helikopter, van bovenaf.

KK: Is het dan een landschap?

™: Een helikopter view.

KK: Dat staat dan weer haaks op die kleine vierkantjes. We hadden het over dat bepaalde afbeeldingen refereerden naar een herkenbaar beeld. Hier zie ik een huis, door de foto’s. Hier refereert het voor mijn naar binnen in een huis.

™: Dus eigenlijk het perspectief alsof het een landschap is, die is niet vol te houden, want er zijn elementen in het werk die dat tegenspreken.

WW: Ik ben het daar absoluut niet mee eens. Ik zie daken. Het is in ieder geval hoekig. Als je dat dan ziet. Dan is dat de binnenkant van het huis. Dan is dat alleen maar meer bevestiging. Dan zie ik het kubisme. Dat geeft voor mij aan, het is een bovenaanzicht, maar je ziet ook de binnenkant. Je hebt twee aanzichten.

™: Maar in het kubisme zie je verschillende aanzichten in een vorm. Ervaar je het hele ding als een vorm waarin verschillende facetten zitten?

ww: Nee.

TO: Het vierkant waarin de drager gescheiden is, bevestigt wel wat je ziet. Bij een ander werk van Joyce, bevestigt voor mij wat ze hier doet.

WW: Ik probeer ook figuratieve dingen te ontdekken. Dan komen er nog meer naar voren zodra ik daar op focus. God zou wel aan mij liggen, ik zie in ieder geval vogels.

 

™: Het is iets wat niet iets is, maar omdat je jouw eigen clichés er op plakt.

WW: Ik zie hier ook mens figuren, aar die zijn afgesneden.

™: Dat zie ik helemaal niet, ik zie gewoon een paar vegen.

™: Ik zie hier wel een fotografische afbeelding van architectuur.

TO: Ik zie de afbeeldingen die gebruikt zijn ook weer bepaalde vormen van het werk lijken te bevestigen. Een raam, deur, vierkant van het raam, takken, zowel in scheurbeweging als getekende lijnen.

GH: Door die afbeeldingen heb ik het idee dat ze een ruimte wil beschrijven, waarin ze haar eigen interpretatie en eigen geschiedenis er op los laat. Waardoor alle stukken weer verschillende geschiedenissen kunnen zijn, omdat die foto’s hetzelfde motief hebben van. Ik krijg het idee dat het een foto was, waar een verhaal tussen is gemaakt.

™: Heb je het gevoel dat de gescheurde foto dan op het papier is geplakt en de rest er later bij is gekomen?

GH: Een soort vage herinnering die in contouren nog terug te halen is.

™: Maar als je denkt aan vage herinneringen, die op zich op sommige gedeeltes heel helder zijn, maar op ander stukken grijs en gedetailleerd maar niets narratief heeft. De volgende laag, met een ander motief dezelfde beweging om iets op te bouwen.

WW: Zij jij nou net die tegels op de afbeeldingen de foto’s. Zag je die terugkomen in het raster? Ik had het zelf niet gezien, in dat rasterwerk. Dat vind ik mooi bedacht.

™: Dat is het mooie van kunst, het laat zien dat je in de werkelijkheid ook andere meningen kan hebben. Men neemt aan dat het gewoon is zoals het is. Bij de kunst is het andersom

 

TO: Als je het hebt over herinneringen. Dan komt de beweging en de herinnering in contrast te staan.

™: Jij denkt als er getekend wordt dat er dan van alles in het hoofd gebeurt, waardoor er nieuwe ideeën komen die je terugbrengen naar herinnering. Dat die lichamelijke activiteit, geestelijk dingen oproept.

TO: Handelingen zijn daar wel verbonden aan. De lijnen en de afbeeldingen en de intensiteit van de bewegingen krijgen een grotere rol, omdat ze die associatie hebben.

™: Je kan zeggen dat er motorische handelingen zijn, los van wat er in het hoofd gebeurt. Of dat het een soort van mijmering oproept, wat van alles losmaakt. Dat het kan betekenen dat je opeens een herinnering hebt en daar op reageert.

WW: Was het woord fragmentarisch al gevallen? Dan wil ik dat graag doen. Dat het allemaal losse elementen zijn in een beeld. Door alle verschillende technieken en stijlen.

KK: En ook door die vakjes.

WW: Het is gemixt.

™: Wat is gemixt? Is het zo door elkaar zoals een stampot boerenkool, maar dan is het meer boerenkool of is het allemaal tegen elkaar aan gezet?

TO: wat is dan het fragmentarisch?

™: Fragment betekent eigenlijk dat je iets uit een geheel hebt gehaald. Je weet het begin en het eind niet. Dus als ik dit kopje neerzet op het strand, dan weet je niet hoe het daar is gekomen en probeer je een geschiedenis te creëren. Of wat er mee gaat gebeuren. Op die manier is een fragment een fragment en kan het altijd op die manier ervaren worden. Het is uit zijn reguliere verband gehaald, want hier op dit moment past het wel, je bent met elkaar en drinkt koffie. Die bekers staan allemaal los, maar zijn verbonden met elkaar. Zodra het daar uit valt, is het een fragment. Daar zit een groot vraagteken bij. Anders gezien is vooral moderne kunst een fragment van onze maatschappij. De kunst is in die zin fragmentarisch. Als je dat hebt kom je terug naar structuur, als je die definieert als een regelmatigheid, past het fragmentarische bij?

 

WW: mag ik een metafoor gebruiken? Als een harde schrijf van een computer. Je blijft er spul opzetten en op een gegeven moment is ie inefficiënt ingedeeld. Dan kan je hem formatteren zodat het nieuwe plekjes krijgt. Dit is het moment vlak voor het geformatteerd is.

™: Het ging daarstraks over verhaal, over herinnering, persoonlijke herinnering, tijd. Tenminste daar gaan we van uit, het kan ook een collectieve herinnering als de WOI kunnen gaan. Maar kan het ook iets zijn, wat in de toekomst wordt uitgezet? Dat die toekomst niet in elkaar zit, zoals we het kennen, maar dat het totale verbrokkeling is, en waar een aantal grotere bewegingen inzitten. Maar dat we nu naar de toekomst kijken. Dat die architectonische motieven, de lanceerplatformen van alle andere dingen zijn.

 

WW: Wat ik wel zie zijn symbolen, linksboven, iets met een soort staf, Egyptenaren. hiërogliefen. Dat zie ik wel.

™: Zijn ze er, of suggereren die? Dan zijn het geen symbolen, maar suggereren ze een symbool.

WW: In de toekomst kan het wel een symbool zijn.

KK: De structuren daar, wat gewoon herhaling is van zwarte vlakken, dat interpreteer ik als kranten en dat is voor mij iets wat is geweest, dat zijn ook fragmenten, dat past wel goed bij de rest van het verhaal.

™: Oke, we moeten verder. Jammer, want nu komt de discussie.

TO: Ik vind het grappig dat iedereen enthousiast wordt zodra het woord van toekomst is gevallen.

 

™: Ronde drie. Mural project #2. Ik breng hem nog even in.

WW: Het lijkt wel als of er een voorganger is geweest.

™: Maar ik zie geen wandschildering. Dat heeft mij aan het denken geweest. Is het een voorstudie?

TO: Dan is het een wand, er is iets bedacht voor een ruimte, die zit in een gebouw.

™: Een mural is traditioneel tekenen en schilderen op de muur, niet op papier. Dan zou ik kunnen zeggen: studie. Het is iets voorlopigs. Alles is dat natuurlijk, maar het is een opmaak naar het echte werk. Dat zou verraden dat het er zo even snel is opgezet, maar het kan ook een werk zijn.

™: Advies! Probeer iets te zeggen wat je zelf vindt, goh, dat zou Joyce verder helpen.

 

WW: Nou je ziet dat het twee vellen zitten, daar zou ik iets aan doen. Je ziet hier een stuk opgeplakt papier dat er overheen valt. Wat ik vreemd vindt, dat er in het midden een scheiding zit, maar er zit net een hapering in de trekking van de lijn. Dat accentueert dat er een scheiding is.

TO: Ik vraag me af of dit een sterk werk kan zijn zonder de figuratieve afbeeldingen. of die aanwezig moeten zijn. Ik ben nog heel blij als het werk zonder de figuratieve afbeeldingen hebben.

™: Jij zegt dus gewoon eigenlijk Joyce haal die dingen eens weg en kijk wat er gebeurt. Of het de wereld die je maakt sterker maakt.

to: Ja.

™: Zou ze iets kunnen doen met de maat?

WW: Wetend wat bij de mural hiervoor vind ik dit al een behoorlijke beweging. Het is een vergroting. Het is een vrij fors gebaar.

™: Of die maat en die bewegingen of die groter moeten, dat zou ik wel zeggen. Je kan een gebaar maken die van links naar recht loopt als een baan.

GH: ik moet ook denken aan Gerard Richter, hoe hij gebaren maakt en hoe hij daarna meer in detail gaat. Hoe je in contrast kan werken. Een ander advies is, maak het gebaar even groot, wat gebeurt er dan met die structuur. Bijvoorbeeld op 10 cm, dat betekent dat je kleinere gebaren moet maken, maar je kan al deze dingen doen die je hier ziet. Je kan de grotere gebaren op 10 cm kwijt, maar ook die kleinere. Die ene maat wordt dan een bouwprincipe. Dat is veel systematischer. Ik zeg niet dat dat moet, maar ik geef het als contrast. Dan gaat het er heel anders uitzien.

WW: Er is ineens iets wat mij opvalt. Het zijn allemaal diagonalen, en hier in het midden lopen ze allemaal van buiten naar binnen. Bij elke scheiding.

WW: Ik vind sommige elementen echt interessant met name, dit grote object in het midden.

™: Wat is dan het advies?

WW: Alleen dit. Maak het opnieuw. Ik vind dit een heel fijne vorm (‘de rotonde’, red), door die verschillende tonaliteiten, het verschil in zacht en hard. Alles tegelijkertijd. Het komt nu heel mooi door de witruimte er omheen eruit. Dus ik weet ook niet of het zonder alles eromheen kan.

™: Nog één ding. Het was al een beetje ter sprake is gekomen. Het begrip stream of consciousness, stroom van het bewustzijn. Dat je alles wat er in je bewustzijn gebeurt, zowel in bewegingen als beelden, dat je die zo spontaan en snel als mogelijk op papier brengt. Dat er geen sensor tussen zit. Niet dat wel dat niet, maar dat de sluis open blijft staan. Ik zie aspecten van dat principe in het werk. Mijn advies is duik daar eens in, wat verstaat men onder die methode, waar zie ik dat terug in de kunst en wat kan ik ermee. Hoe gebeurt dat in het werk en laat ik het volledig toe of plaats ik dingen ook echt bewust die ik al van te voren van plan was. Dus waar stroomt het en waar gaat er iets door heen. En misschien is dat wel hetgeen wat de verschillende materialen, gebaren, totaliteiten veroorzaakt.

Is er nog een urgente vraag? 5.4.3.2..

WW: Zijn dat vogeltjes?

JOYCE: Nou. Dat jij net verteld over dat principe, dat was ik met dit werk van plan. Toen kwam er in mijn hoofd vogeltjes op, dus tekende ik dat.

info@aboutaboutblank.info      www.facebook.com/aboutaboutblank     www.instagram.com/aboutaboutblank      met dank aan: kunstraad groningen